alle artikels
Verhalen
#verhalen
#vertellen
#schrijven

De bananen van mijn buurman

Sonja Callay
19.01.21

Mijn buurman hield van bananen. Een paar jaar geleden was hij geruisloos op dieet gegaan en na een half jaar leek de helft van hem gesmolten. Dat mocht wel, er was nog genoeg van hem over, maar het was geen kleine prestatie. Ook zijn PMD-zak was zo slank geworden als de mijne, en niet omdat hij zijn talloze blikjes cola voortaan platdrukte, nee voor hem alleen nog water. Van de kraan, met als enige luxe een sodastream voor de afwisseling.

Maar zijn bananen, nee, daar nam hij geen afscheid van. Al bevatten ze nog zoveel calorieën, ze waren naar het schijnt goed tegen krampen. Niet dat hij mij deelgenoot maakte van al zijn culinaire voorkeuren of zijn gezondheidskwaaltjes, maar we hadden het er wel eens over. Net zoals over zijn job in de verpakkingsafdeling van de suikerfabriek, een job die hij al meer dan dertig jaar deed, full continu zelfs tijdens de bietencampagne, en nooit een dag te laat. Hij was délégué van de socialistische vakbond, iets waar we het ook wel eens over hadden. We hadden elkaar gevonden in die buurt van het politieke scala.

Niet dat we bij mekaar op bezoek kwamen of zo. Onze gesprekken ontsponnen zich altijd op de stoep voor zijn huis, want als het niet regende en niet vroor, zat hij ’s avonds op de trapjes van zijn huis te genieten van de avondzon. Met de voordeur achter zich dicht. Altijd.

Het waren de bananen die me opvielen. Ze lagen die vrijdag nog in zijn auto, op de vloer achter de chauffeurszetel. Een groot pak felgroene bananen. Ik passeerde op een van mijn dagelijkse coronawandelingen en zag ze liggen, samen met een aantal andere niet zo makkelijk te identificeren boodschappen. Goh, dacht ik nog, waarschijnlijk had hij nachtshift en is hij eerst gaan slapen voor hij zijn auto leegmaakt.

De volgende dag lagen ze er nog, maar dat soort buren zijn we niet, dus ik ging me ook nu niet bemoeien. We zijn toevallig allemaal single, de vier de bewoners van ons end-of-the-world straatje. Twee mannen in het midden, twee vrouwen aan de buitenkanten. En al ontspinnen de toevallige stoepgesprekken zich wel eens met drie of zelfs met vier, we bemoeien ons niet met elkaar. Toen het onkruid in zijn tuin zo wild stond dat de distels tot bij ons waaiden, gaf de buurman van de andere kant hem een gans cadeau, om de boel een beetje proper te grazen. Wat maar matig hielp, maar verder ging de bemoeienis niet. Nooit.

Dus nu ook niet. De bananen bleven liggen, merkte ik zondag toen ik opnieuw op wandel ging. Maar we bemoeien ons niet met elkaar.

Dinsdag genoot ik op mijn terras van de verzachtende corona-zon. Ik las 1793 en daar ben je niet meteen klaar mee. Er klonken stemmen in de tuin van de buurman. En toen klom er een man in een fluovest over zijn muurtje. En even later nog een man, nu in een donkerblauw kogelvrij vest met  ‘POLITIE’ op de rug. Toen ging ik toch maar eens vooraan op straat kijken. Er stonden op onze babbelstoep vier bemondmaskerde agenten en één van hen was met een CSI-stormram de voordeur aan het inbeuken.

Ze hadden hem al twee dagen gemist op het werk, zei de meest spraakzame agent van het stel. Hij was voor het weekend naar huis gestuurd met een zware hoest maar had maandag terug moeten beginnen. Dat hij niet opdaagde, waren ze niet gewoon van hem. Huizen kon je op hem bouwen. En nu kregen ze hem niet eens te pakken. Niet op maandag aan de telefoon. En niet op dinsdag toen een collega langskwam en aanbelde en aanhoudend klopte en nog maar eens belde, en toen ongerust de politie riep. Want buurmans auto stond er wel. Mét de bananen.

Hij was al een paar dagen dood, klapte de agent uit de biecht. En dat het niet de laatste zou zijn die ze zo zouden vinden. En dat ze geen familie van hem konden vinden. Ook niet die halfzus waar ik weet van had, van onze stoepbabbels. Een halfzus waar hij al jaren geen contact meer mee had, iets over een erfenis. Uiteraard. Maar ze bestond wel.

De politie vond haar niet, al wist ik dat ze in het volgende dorp woont. Dus het OCMW moest het maar allemaal regelen. Een eenzame uitvaart zou het worden. Dat zijn mijn woorden, niet die van de agent. Die vond dat hij verder niet te veel moeite moest doen voor zo’n ‘marginaal’. Je zou het daar binnen eens moeten zien... Gelukkig voor hem waren handschoenen en een mondmasker sowieso al verplicht. En dat het ook vast niet de laatste zou zijn die via het OCMW gecremeerd zou worden, haalde hij de schouders op.

Ik heb nog geprobeerd de wetsdiender te vertellen over buurmans job en zijn trouwe staat van dienst, maar ben maar thuis terug naar binnen gegaan. Want we bemoeien ons hier niet met elkaar. Al checken we nu wel meer dan voordien de twee andere singles op discrete tekens van leven.

De bananen liggen nog steeds in zijn auto, die daar nog steeds staat voor zijn huis. Als een dagelijks verder verstoft verwijt dat we ons niet wat meer bemoeid hebben. De bananen gingen van groen naar geel naar zwart en intussen zijn ze vast al vloeibaar. Niemand heeft de moeite gedaan om ze eruit te halen, zijn onmisbare vruchten. Want we bemoeien ons niet met elkaar.

 

Sonja Callay

Activiteitenboekje

Ontvang GRATIS het maandelijks activiteitenboekje in je brievenbus of via e-mail.

Vraag jouw exemplaar aan
Activiteitenboekje

Heb je vragen over onze De bananen van mijn buurman - verhalen van Sonja? Neem dan contact met ons op.

Bedankt voor je bericht

We nemen zo snel mogelijk contact op.

 Velden met een * zijn verplicht.

Captcha is vereist

Blijf op de hoogte en schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Bij Vrijzinnig Limburg is er heel wat te beleven. Mis geen enkele boeiende lezing, toffe workshop, zinvolle gespreksgroep of inspirerende tentoonstelling.

Captcha is vereist